Steeds als ik wakker schrik, blijkt het geen nare droom. Heel veel dromen, zelfs nare, had ik hem willen wensen, want uit dromen kun je ontwaken. Maar dat was Matthijs niet gegund. Op 5 februari 2002 hield hij, 23 jaar jong, definitief op met dromen.
In de zomer het jaar ervoor, op zaterdag 21 juli 2001, stonden we als bij donderslag in een andere wereld. Matthijs werd ziek, ernstig ziek, acute leukemie in het beenmerg. Voor zijn horizon leek plotseling een groot hek geplaatst waarbij de vraag rees of dat nog ooit wel open zou gaan.
Matthijs was onze jongste zoon en vanaf dag 1 hebben wij zijn worsteling, zijn balanceren tussen hoop en vrees, zijn ‘kantje boord’ ervaringen van heel dichtbij meegemaakt. Tenslotte verloor hij die strijd en daarmee zijn leven. Wij proberen ons te redden in een leven dat altijd maar verder gaat.
Als de eerste verdoving is uitgewerkt en de pijn om het verlies zich heeft vermengd met de dagelijkse beslommeringen, blijf je met vragen zitten waarop geen antwoord mogelijk is.
Je moet je best doen om niet als een zombie door het verdere leven te gaan. Dat wil je niet, hoe moeilijk dat soms ook is, en dan neem je een voorbeeld aan je overleden zoon.De herinnering aan zijn vechtlust en steeds weer opnieuw zijn geweldige moed om tegenslagen in de behandeling te overwinnen, staan in je geheugen gegrift.
In die maalstroom van beelden zie je ook weer de inspiratie die hij putte uit het medeleven en de gedrevenheid van het medische personeel van het Medisch Spectrum Twente.